top of page
Foto van schrijverJane Leusink

Herinneringsdag

De vader, mijn man, is op de foto begin dertig, de dochter nog geen twee. Onlangs waren we naar het kleinste dorp van het Hogeland van Groningen verhuisd. Dochter was nog niet eens geboren, dat gebeurde acht maanden later (1979). We kwamen uit hartje Amsterdam, woonden daar praktisch naast het Leidseplein, op de hoek van de Nassaukade en de Overtoom op de zolderverdieping van wat toen nog (1974) Sporthuis Centrum was. Buiten gierden de trams over de rails als ze de scherpe bocht vanaf het Leidseplein richting Overtoom namen. De sirenes van de ambulances op weg naar het toen nog vlak bij gelegen Wilhelminagasthuis loeiden tientallen keren per dag.

De geboorte van dochter daar in dat afgelegen Hogelandster dorp verliep tamelijk vlekkeloos, de bevriende verloskundige uit Amsterdam kwam ietsje later, de huisarts uit Zoutkamp ook, maar ach, zo ging het ook wel. Het was de tijd van de thuisbevallingen, een bloeiende tijd. Het was herfst, het dorp modderig.

Man en ik zaten in de staart (1978) van een van stad-naar-platteland- beweging. De roep van het schone en zuivere Scandinavië had begin jaren zeventig ook onze zomervakanties gedomineerd. Liftend naar het Noorden, met op onze ruggen de zware rugzakken die je schouders naar achteren en naar beneden trokken. Hangend langs de kant van een zonovergoten grindweg of aan de rand van een donker dennenbos. We raakten gewend aan het urenlang wachten op de volgende lift. En als we dan mee werden genomen, bijvoorbeeld door een Fin, die met zijn helm op achter het stuur van zijn Saab zat en ons dwars door wegspattend grind meenam naar zijn buitenhuis met sauna, ja dan konden we ons nog maar prille geluk nauwelijks op. O, de herinneringen aan die Finse meren, vooral als we onszelf met berkentakken hadden afgerost en in het koele, heldere water waren gedoken. We liepen er later ook de beroemde Karhunkierros, de Berenroute, die noordwaarts voerde.

Ja, toen woonden we opeens midden in dat kleinste dorp, tussen kerk en molen, in een oude bakkerij, kop-hals-romp, voorzien van een gigantische oven en een rijshok op zolder. En, toen we die eenmaal af hadden, een badkamer met een ligbad en een verwarmde muur grenzend aan de oven. In die oven konden we bomen stoken, we konden er brood in laten rijzen en we konden het brood bakken. We leefden op en praktisch van het land (er waren natuurlijk ook kippen, konijnen en een groente- en bessentuin). En we hadden een houtkachel, een pracht van een Herpol.

Daar in dat Hogelandster dorp (door ons en anderen ook wel het Toscane van het Noorden genoemd), werd ook de tweede dochter geboren (1981). Ook al bleken het telgen uit een geslacht van zwervende ouders, over de wereld reizende grootouders en Russische migranten, de vrijheid die ze in die jaren in dat dorp proefden is niettemin als extraatje in hun genen gaan zitten. Toen we de oude bakkerij hadden verbouwd en de dochters dagelijks naar de middelbare school in 'stad' gingen, zijn we naar het vijftien kilometer verderop gelegen Winsum verhuisd, daar was een station. Daar renoveerden we een droom van een huis in Amsterdamse School-stijl. Daar ook vloog het gezin uiteindelijk uit naar verre, afgelegen streken,

soms onbekende buitengebieden en settelde ik me na verloop van tijd in een stads appartement.

Comments


bottom of page